O Heer, mijn God, wanneer ik mij ten volle verdiep in alles wat U hebt gemaakt,
zie 'k hei en akker, hoor de donder rollen, besef: U schept en spijzigt en bewaakt;

Refrein:
dan juicht mijn ziel, o God, ontroerd en blij: Hoe groot zijt Gij! Hoe groot zijt Gij! (2*)

Als 'k aan de kim de dageraad zie lichten of in de scheem'ring door de bossen dwaal,
als 'k op de berg geniet de vergezichten of in de diepte der ravijnen daal;
Refrein.

Als 'k naar de tulpen kijk en de seringen, als 'k hoor de merel en de nachtegaal
als 'k aan het stille strand de zee hoor zingen of op de storm let met zijn grootse taal,
Refrein.

Als 'k op de wolken Jezus zie verschijnen, die aan het kruis mij redde van de dood,
en dan de sabbat aanricht voor de zijnen, is 't eerste woord: O God, wat bent U groot!
Refrein.